Weet je in Gods hand geborgen,
weet je door Gods hand geleid.
Elke dag wanneer de morgen,
je weer met haar licht verblijdt.
Als de eerste zonnestralen,
zich weer spreiden over d’ aard.
Die weer van Gods liefd’ verhalen,
en je daardoor wordt verklaard.
Voelen mag je Gods nabijheid,
tastbaar zijnd in de natuur.
Die je hart vervult met blijheid,
in het vroege morgenuur.
Van de ochtend naar de avond,
die weer uitmondt in de nacht.
Is de Heer je leven lavend,
met wat Hij heeft toebedacht.
In de zoete avondstilte,
zul je komen tot de Heer.
Voor de nachtelijke kilte,
dankbaar knielend voor Hem neer.
Dankend voor Zijn gunstbewijzen,
voor al ’t goede dat je kreeg.
En daarvoor de Heer te prijzen,
dit aan Vader niet verzweeg.
Leg je daarna maar ter ruste,
tot de nieuwe ochtendstond.
Wetend dat in ‘t onbewuste,
God tot jou Zijn engel zond.
Om in ’t nachtelijk uur te waken,
over jou terwijl je slaapt.
Tot de dag weer zal ontwaken,
die de Schepper heeft gemaakt.