Wie kent er niet de hoge golven
wanneer die hem terneer zal slaan.
En door de eenzaamheid bedolven
zijn weg alleen moet verdergaan.
Wie kent er niet dat krachtig stromen
dat hem of haar dan overspoelt.
Een mens met zijn verstoorde dromen
die dan zijn eenzaamheid zo voelt.
Soms staat ons ’t water aan de lippen
door die gevoelens meegevoerd.
Men kan zijn angsten niet ontglippen
voelt zich verlaten, voelt zich beroerd.
Maar God Hij zag die mens en hoorde
de weeklacht van zijn luide stem.
Die ’t smeekgebed van hem verhoorde
dat tot Hem steeg uit nood met klem.
De Heer omvatte met Zijn handen
de mens in al zijn eenzaamheid.
Hij liet voor hem het licht weer branden
want God blijkt steeds tot hulp bereid.
Die zal de Heer ook steeds weer zenden
aan ieder die Hem daarom vraagt.
Want God is ’t die in zijn ellende
de mens die tot Hem bidt ook draagt.