Als ik aan God een boek zou schrijven
dan kwam daar heel veel in te staan.
Over de tijd van ’t hier verblijven
en wat ik op aard reeds heb doorstaan.
Hoe ik bekend met moeilijkheden
die afgewisseld zijn met vreugd.
Op ’t smalle pad ben blijven treden
waarop Hij mij ook heeft verheugd.
Dit boek zou veel pagina’s dragen
gebonden tot een dik geheel.
Van falen spreken en van slagen
uitvoerig steeds van deel tot deel.
Veel hoofdstukken zouden er spreken
van bittere tranen en verdriet.
Van dingen die mijn hart liet breken
maar toch met hoop weer in ’t verschiet.
Ik zou dit boek dan God aanreiken
Hem vragen Heer lees het eens door.
Om zo aan God te laten blijken
zo staat mijn leven er Heer voor.
Maar ik besef ’t is echt niet nodig
omdat de Heer van alles weet.
Dus is dat schrijven overbodig
over mijn vreugde en mijn leed.
Want ik heb steeds Gods hulp ervaren
Hij gaf mij steeds weer nieuwe kracht.
Zijn liefde bleef Hij openbaren
als ik soms huilde in de nacht.
Hij schonk mij troost en nieuwe vreugde
als Vader met Zijn kind begaan.
Hij is het die mijn hart verheugde
om met Hem samen voort te gaan.