Als jij Mijn hand maar vast blijft houden,
en telkens naar Mij op blijft zien.
Dan zul je nooit Mijn kind verdwalen,
tesaam met Mij de eindstreep halen.
En het beloofde land eens zien.

Ik wil je graag daarheen geleiden,
als je daarin op Mij vertrouwt.
De weg daarheen zal Ik je wijzen,
die voert naar ’t licht der paradijzen.
Waarvan je eens de glans aanschouwt.

Het aardse leven kent zijn grenzen,
beperkt in dagen en in tijd.
Je zorg en moeiten help Ik dragen,
en antwoord geven op je vragen.
Want hierna wacht de eeuwigheid.

Je leed en vreugde wil Ik delen,
en steeds in jouw nabijheid zijn.
Zelfs in de dood ben je geborgen,
ja kind tot aan de grote Morgen.
Die dag der opstanding zal zijn.

Mijn hand hij zal er telkens wezen,
Ik houd je daarmee steeds omvat.
Die hand zal eenmaal je gedenken,
daaruit je ’t eeuwig leven schenken.
Ontvangen zult de hemelschat.

Houd Mij maar vast, wij gaan tezamen,
grijp Mij maar stevig bij de hand.
Zie voor je liggen pad en wegen,
met overvloed aan rijke zegen.
Mijn woord, beloften, houd ‘k gestand.
     
 
 
 

 

Nieuw ingezonden gedichten