De tijd gaat voort, gaand in haar stil verglijden,
seconden en minuten samenbindend tot het uur.
Wat naar het volgende ons weer laat leiden,
met regelmaat in ’t vaste ritme van hun duur.
Zo zal het een steeds op het andere vervolgen,
maakt zo de cirkel en de kringloop van de tijd.
Dat heeft voor ons als mensen zijn gevolgen,
aan ieder van ons is een vaste tijd bereid.

God houdt ons en de tijden in Zijn handen,
Hij gaat met ons van dag tot dag, van jaar tot jaar.
Hij die ons aan zich bindt met liefdebanden,
en telkens aan ons toont Zijn liefd’gebaar.
Besef hoe kostbaar tijd die ons gegeven,
die is en nuttig dient, in wijsheid steeds besteed.
De tijd wijst ons op ’t korte menselijk leven,
waarvan een ieder ook eens ’t komend einde weet.

De tijd gaat voort, de dag zal eenmaal komen,
dat God voor ons Zijn heerlijk heil bereid.
Dan zal de tijdstroom voortaan niet meer stromen,
maar wordt verwisseld voor Gods blijde eeuwigheid.
Nog zijn wij mensen door de tijd gebonden,
nog stuwt de tijd ons in haar kringloop voort.
Maar eenmaal wordt de tijd voorgoed ontbonden,
valt ons ten deel het heil naar ’s Heren woord.
Justus A. van Tricht


 

Nieuw ingezonden gedichten