God heeft je van ons weggenomen,
jouw levensdraad werd doorgeknipt.
Jij mocht in ’t huis des Vaders komen,
langs ’t pad dat God had uitgestipt.
Nu leef je voort op grote hoogten,
in sferen van oneindigheid.
En ziet je oog de vergezichten,
in ’t land dat heet Gods eeuwigheid.

Je lichaam doet in d’ aarde rusten,
jouw geest maakte een hoge vlucht.
Bevindt zich nu aan ’s hemelskusten,
ver boven winden wolk en lucht.
Jij mag Gods heerlijkheid aanschouwen,
die ons ook eenmaal blijde wacht.
Waarop wij gelovig doen vertrouwen.
met ’t laatste woord tot jou: “Rust zacht”!
Justus A. van Tricht


 

Nieuw ingezonden gedichten