Op d' aard loopt nog een kudde schapen,
verdoold en eenzaam in het rond.
Die 's nachts nog buiten moeten slapen,
op onherbergzaam koude grond.
Zij lopen doelloos zonder herder,
want er is niemand die hen leidt.
En trekken door het landschap verder,
verloren en steeds meer verspreid.

Hoort u ook tot die kudde schapen,
die buiten leven zonder stal.
En zonder herder moeten slapen,
die voor hun welzijn waken zal?
Ten prooi voor wolf en wilde dieren,
in wilde struiken zwaar verwond.
Door wonden die hun leven sieren,
met nergens frisse weidegrond?

Zoekt u ook naar de waterstromen,
naar beken vol met lafenis.
Om van de dorst weer te bekomen,
maar niet weet waar 't te vinden is.
Laat dan uw hart tot God zich keren,
Hij wil en zal uw herder zijn.
Hij zal u hoeden en u leren,
wijzen waar waterbronnen zijn.

Roep maar tot Hem Hij zal u horen,
redt u uit uw benauwenis.
Dan mag u tot Zijn stal behoren,
Zijn kudde waar 't goed toeven is.
Hij zal u op Zijn schouders dragen,
met d' anderen brengen naar Zijn stal.
Weet als u Hem om hulp zult vragen,
dat deze Herder komen zal.
Justus A. van Tricht


 

Nieuw ingezonden gedichten