Wij stonden op de kade van het leven,
jouw levensschip voer voor het laatst nu uit.
Het was met vlag en wimpels rijk omgeven,
genodigd tot de reis naar Gods besluit.
Hij had de zeilen je omhoog doen hijsen,
je zou de laatste mijlen met Hem gaan.
Op weg naar 's hemels paradijzen,
met in je mast gevoerd de overwinningsvaan.

Wij zagen hoe je langzaam voort deed glijden,
van dit bestaan naar 't hemelse bewind.
Naar 't land van vrede en het groot verblijden,
met God die als Zijn kind je zo bemint.
Tot aan de horizon van zien en voelen,
zagen wij jou met Hem vertrekken gaan.
Verzekerd van Gods rijk bedoelen,
vertrok jouw schip op 's hemels haven aan.

Wij namen afscheid, kussend, deden zwaaien,
zagen je wuivend aan de reling staan.
En op de straffe wind die God liet waaien,
ben jij voorgoed nu van ons heengegaan.
Als kleine stip ben je uit 't zicht verdwenen,
achter het einde van een verre horizon.
Daar wordt jouw leven rijkelijk beschenen,
door 't nieuwe leven wat bij God begon.

Eens zullen wij die tocht ook moeten maken,
dan vaart ons schip ook eenmaal d' haven uit.
Naar 't land waar God 't ons eenmaal wel zal maken
als gunstgenoten naar Zijn liefd' besluit.
Waar tranen niet meer zullen zijn en vloeien,
bereid Hij ons een blij en heerlijk weerzien voor.
Naar tuinen waar de mooiste bloemen bloeien,
gaan w' ook eens 's hemels poorten door.

Justus A. van Tricht

Nieuw ingezonden gedichten