God plaatste aan het firmament,
een ster met ongekende luister.
Door herders, wijzen daar herkend,
die straalde in het nachtelijk duister.
Zij wees de weg naar 't koningskind,
dat eens in Bethlehem is geboren.
Gods Zoon waar elk de vrede vindt,
die van dit blijde nieuws mocht horen.

Dit kind geboren in een stal,
waar boven deze ster ging stralen.
Tussen een groot miljarden tal,
liet van de komst van 't kind verhalen.
Dit kind nog hulpeloos en klein,
in 't stro gehuld in witte doeken.
Zou de verwachtte Redder zijn,
koning waar men Hem niet zou zoeken.

Voor Hem was er geen groots paleis,
want eenvoud was van God het streven.
Hij schonk de wereld het bewijs,
zo simpel Zijn beloft' te geven.
Van het door Hem beloofde woord,
dat de Verlosser eens zou komen.
Zijn Zoon het Kind uit 's hemelsoord,
dat in de kribbe lag te dromen.

Door os en ezel daar omringd,
was het Maria die hem baarde.
Het Kind waarvan God ons doordringt,
de Vredevorst die kwam op aarde.
Herders en wijzen knielden neer,
en brachten Hem hun gunstbewijzen.
Zij keerden toen gezegend weer,
en deden toen Gods goedheid prijzen.

Nog staat aan 't firmament die ster,
die ons herinnert aan die dagen.
Verspreid haar stralen her en der,
en siert de naam die 't Kind doet dragen.
Jezus de Mens die voor ons stierf,
voor onze zonden wilde lijden.
Door 't leven wat Hij ons verwierf,
die met Zijn liefde kwam bevrijden.
Justus A. van Tricht

Nieuw ingezonden gedichten