Vaak grijpt mij machteloosheid aan,
om dingen die rondom gebeuren.
Die schokkend mij voor ogen staan,
niet anders kan dan ze afkeuren.
Als mensen onrecht wordt gedaan,
aan hen in nood geen hulp geboden.
Bij watervloed of een orkaan,
en men voorbij gaat aan hun noden.

Wanneer ik zie hoe 't star beleid,
van veel regimes mij laten ijzen.
Hoe dikwijls de bevolking lijdt,
als machthebbers hun macht bewijzen.
Wanneer als vee bijeengebracht,
onder bedreiging van geweren.
Er word gemoord en afgeslacht,
dan blijkt mijn hart zich om te keren.

Dan roept mijn ziel het schreeuwend uit,
mijn God hebt U ons dan verlaten.
Hoort U dan niet het smeekgeluid,
en ziet U 't bloed niet in de straten.
Waar moeders bij een man of kind,
ontredderd zitten neergebogen.
Met tranen die hun oog verblindt,
die rijkelijk stromen uit hun ogen.

Bent U dan niet bewogen Heer,
met al die doden en gewonden.
Die vielen op "het veld van eer",
door anderen daar heen gezonden.
En met hen die gevangen zijn,
eenzaam op plaatsen niet te vinden.
Met martelingen en de pijn,
waar ketenen hun lichaam binden?

Heer toon de wereld toch Uw macht.
wees met hen die zo smartelijk lijden.
Kom Heer met Uw verlossingskracht,
door heel de mensheid te bevrijden.
Maak aan de macht'loosheid een eind,
bekort naar 't komend heil de uren.
En door Uw komst al 't kwaad verdwijnt,
dat wij als mens moesten verduren.
Justus A. van Tricht

Nieuw ingezonden gedichten