Opgeheven naar de hemel, boven alles uitgetild
wordt eenmaal ons zielsverlangen, aangekomen daar gestild.
Als op vleugelen gedragen, maakt de ziel zijn laatste reis
om door God te zijn genodigd, in Zijn heerlijk paradijs.
Blij verrast door alle schoonheid, die de mensenziel ervaart
is hij veilig en geborgen, wordt door niets meer ooit bezwaard.

Vreugde, vreugde, rust en vrede, hemelslicht dat glanzend straalt
zijn daar merkbaar alle dingen, die door God worden bepaald.
Zang, muziek van blijde klanken, gaan de hemelruimten door
daar schiep God ook alle zalen, met gedekte spijzen voor.
Waar in tijdloos blij genieten, God de lof wordt toegebracht
en uit Gods hand wordt verkregen, wat beloofd is en verwacht.

Vele woningen daarboven, zijn inmiddels al bewoond
waarmee Hij gelovige zielen, naar beloften heeft beloond.
Dagelijks nieuwe bewoners, kloppen bij Gods hemel aan
waar zij ook hun nieuwe woning, vreugdevol betrekken gaan.
Maar er zijn nog vele huizen, die nog moeten opgevuld
tot de dag met alle zielen, van Gods beminden is gevuld.

De hemel heeft voldoende ruimte, huisvesting die God er biedt
voor de velen die nog komen, op Gods tijd in het verschiet.
En de mensenziel zal noden, naar de woning die hem wacht
om de laatste reis te maken, naar het hemelslicht gebracht.
Losgemaakt van aardse zorgen, door het doodsland heengegaan
laat God die voorgoed vertrekken, naar het eeuwige bestaan.





Nieuw ingezonden gedichten