Zoals een man in de herfst de bladeren ziet vallen
zo keek hij jaren terug op hun uitlopende toppen
geen afscheid die toen zijn vreugd kon vergallen
hij stond zelf nog tussen die bloeiende knoppen.
 
En fier wist hij wind, regen en zonlicht te dragen
maar hoe vlug gingen de dagen en jaren
opeens was het herfst met nevel en mist
en hij herkende niet eens meer zijn eigen gezicht.
 
Met roestbruine vlekken had de herfst hem gekleurd
en de oude man voelde zich vreselijk besmeurd
hij zocht ijverig een middel om die te laten verdwijnen
en zag ze iedere dag meer op zijn huid verschijnen.
 
Tot hij uiteindelijk wist, dat er geen middel voor was
kwam de winter en zei: jouw schilderij dat maak ik mooi af.
De man smeekte: ik heb van die bloemen genoeg
en daarbij : waarom komt gij zo vroeg?
En ongemerkt sloot de winter hem de ogen toe.