In het diepe bergdal arbeidt de boer
vol werklust om zijn wachtende weiden
groeizin te schenken, opdat ze strijden
voor schoon wiegend aanzien, zacht  _  toch stoer.

Hij verdeelt heilzaam, fijn verkorreld voer
tussen grazers, die toeven bij de bosrand.
Wil de man eens reizen naar een ver strand?
Nee, alle vreugde straalt uit land en stalvloer.

In de vage avondschemer zweven
door 's landbouwers hoofd spelende gedachten,
scheppen verborgen, stil dansend beleven:

"Spitse toppen aan de einder verzachten
hun blauwpaars, dat me de weet mag geven:
de berg naast jou zal steeds genot betrachten."