Juist langs de randen van de tuinen
waaraan ik af en toe voorbij kan gaan
zie ik tot mijn verrassing groen en bloemen
tot erbuiten, aan de zijkant van trottoirtegels staan.

Blauwe druifjes op een rij
staan op arme grond te stralen,
terwijl degene in de rijke tuinaarde
zich door andere bloemen lieten inhalen.

Ze trekken zich niks aan van hun omgeving,
de paardenbloemen, onkruid in onze beleving.
Het blauw van die tere druifjes, links en rechts,
benadrukt het geel van dat wilde gewas slechts.

Daartussen, bedoeld tot mijn bewondering,
een enkele rode tulp en een gele trompetnarcis,
waardoor ik weet en zie dat het vroegste voorjaar,
naast lente in verder gevorderd stadium, er óók nog is.