In mijn droom hoorde ik vragen:
“Ga je met Me mee op reis?
Ik zal al je lasten dragen,
hier is je vervoersbewijs!
Pak Mijn hand, Ik zal je leiden,
al je zorgen zijn voorbij.
Ik wijk niet meer van je zijde.
Wees niet bang, vertrouw op mij.”

‘k Zei: ‘k Heb geen tijd te reizen,
dus ik weiger tot mijn spijt.
‘k Wil U daarom graag verwijzen
naar een ander met meer tijd.
Wat zegt U? Ik kan niet weig’ren?
want mijn tijd die is bepaald?
Daar ga ik toch echt van steig’ren.
Ik wil niet dat U mij haalt.” 

“Wat bent u nu toch opstandig,
Ik bied al mijn diensten aan.
Boos te worden is niet handig.
Het is tijd om nu te gaan.
’t Is een reis naar verre kusten
van een hemels paradijs.
Kom ik zou nu maar berusten,
’t Is een wonderschone reis.

“Maar ik moet nog afscheid nemen
en ik heb het nog zo druk.
Dit kunt U toch echt niet menen?
Zo maakt U van alles stuk.
Want ik ben hier niet te missen.
Moet U echt wel bij mij zijn?
U kunt zich toch ook vergissen?
Neem een oudje met veel pijn.”

“Toen u vroeger werd geboren
’t begin van ’t aards bestaan.
Toen wist ieder van te voren:
Eens komt daar een einde aan.
Wil je zelf het eind bepalen,
nou zet dat maar uit je hoofd.
Op Mijn tijd kom Ik je halen,
met wat Ik je heb beloofd.

Ik beloofde een nieuw leven,
leven zonder angst en pijn,
rust en vrede zal Ik geven
en je mag daar eeuwig zijn.
Ik zorg voor je nabestaanden.
Eens gaan zij met Mij op reis
Pak mijn hand, kom mee dan gaan we,
hier is je vervoersbewijs.”