Het gouden graan buigt wuivend naar de verre horizon
waar warmte trilt als opgelaaide felle brand,
de zinderende lucht verkopert het vergloeide zand,
een koele kabbelende beek verdampt tot dode bron.
Wel honderd vlinders snoepen traag van een vergeelde zonnebloem
en fladderen een symfonie van bonte blijde klanken,
de gladde kikkers brommen eensgezind met bolle bellen aan hun flanken
en op de achtergrond zoemt als een groot orkest het bijenlegioen.
De koeien kauwen lomp het laatste dorre gras,
een boer klost met zijn lang versleten klompen,
in vaal verschoten kiel, sleets en gekrompen
met trage afgemeten pas
en mijmert naast de scheefgezakte druivenkas.
Al slent'rend langs de oude gracht, geniet het jong verliefde paar
van avondrood, van flarden popmuziek en van elkaar;
een trotse zwarte zwaan drijft statig voort
en in de sloom verwaaide wind wordt slechts de stilte nog gehoord.
Dan, in de blauwe nacht, flitst vliegensvlug de donder aan,
een regenvlaag spoelt muffig stof door uitgedroogde goten;
de lege greppels zwellen op tot modderige sloten,
het spat en spookt en even lijkt die lome wereld te vergaan.
Maar als de hemel van zijn zware last is leeggelopen
en droge aarde volgezogen wordt als natte weke spons,
klinkt in het dampig morgenlicht een tintelend gegons
van krachtig bruisend nieuw bestaan, van leven en wéér hopen.
Niek van der Hoest
4 augustus 2005
Zomer
- Details
- Geschreven door: Hoest, Niek van der
- Categorie: Afscheid
- Hits: 7666
U bent niet geauthoriseerd om reacties te posten.