Zijn vriend'lijkheid was bij een ieder wel bekend",
een bijbels woord, typerend voor mijn vader,
een mild zachtmoedig mens, een zoete levensader,
zo heb ik hem geëerd en liefdevol gekend.

Maar na het sterven van zijn zeer geliefde vrouw,
bleef hij gebroken achter en geamputeerd
tot op de bodem van zijn ziel bezeerd,
verweesd, ontredderd en gedompeld in de zwartste rouw.

Een stervende reeds bij zijn leven,
verlangend om bij haar te zijn,
geen greintje levensmoed, slechts liefdespijn.
Gelaten ging hij ingekapseld voort
met zijn gestolen liefde nauw verweven.

Zijn ziekbed was een schier onmogelijke strijd,
tot schim verteerd, verlangend naar de eeuwigheid,
een stille glimlach op zijn sterk vermagerde gezicht,
omdat zijn visioen op hoopvol weerzien was gericht
en met gebroken hart en afgestorven hand,
ontwaakte hij verheugd in het zo fel begeerde land.
 



Niek van der Hoest
4 augustus 2005