Wanneer ik me een eiland droom,
even mijmer aan een bosrandzoom.

Ik, in momenten eens wil stijgen,
fladderend naar de hoogste bergtop.

Of me een oceaan bedenk,
een wilde zee bevaren wil.
Oeverloos.

Dan is altijd weer
dat ene moment daar,
Uw ogen-blik heel klaar.
Waarin U me zachtjes zegt:

“Ik heb Me in jou gelegd,
Ik, Die al wat je bemint
Zelf ontvouw, weet toch,
marleen, Ik woon ook in jou.”

Waarom dan nog verder zoeken
naar al die wijsheid in dikke boeken,
waarom nog die verre reizen,
die me toch naar U verwijzen?

Alleen
“Het is volbracht”
heeft de mens bij God
gebracht.