vanmorgen
zat hij daar
in de wachtruimte
van het perron
gestoken
in z'n haveloze kleren
de plastic tassen
een mengeling van kleuren
aan z'n voeten
gevuld ...
met heel zijn aards bezit

toch ...
is het anders
de man
houdt op z'n knieën
een klein boekje
waarin
hij leest
en plots
herken ik
vol verrassing
een bijbeltje

de vraag
of hij al heeft gegeten
beantwoordt hij
ruimhartig met een grijns
en woorden
die mij duidelijk maken
dat hij tevreden is
en ik voor hem
niets kan betekenen
op dit moment

met veel lawaai
stopt dan mijn trein
langs het perron
en stap ik in

de vraag
is dit één van
Gods minsten
een engel
in gedaante van een mens
houdt heel de dag
m'n hart gevangen

2 Cor.6:10