we leven graag ons eigen leven,
dan gaan we zo de wereld door
waarbij het ons kan zijn om ’t even
of and’ren tegen zijn of voor;
ik wil mijn leven zelf bepalen
en doen wat mij het beste lijkt
men mag dat ook wel zo vertalen:
ik doe wat mij ten voordeel blijkt

als God zijn, zei God’s tegenstander,
de boze, meester in het kwaad;
dat zegt hij ook nu, tot elk ander
hij wil dat men de Heer verlaat;
verleidde met: ge zult niet sterven,
die woorden klonken zoet en zacht,
maar ’t werd dat wij God’s gunsten derven
en dat hij ook de dood ons bracht

wil ik dan zo mijn leven leiden
en leven in des bozen macht
terwijl ik weet: aan ’t eind der tijden
die ik nu krijg, word ik gebracht
vóór God, Hij oordeelt alle mensen
naar wat ze hier hebben gedaan,
en ook al zou men dat niet wensen:
in God’s gericht komen wij staan

ik kies niet meer voor eigen wegen,
ik mocht er voor naar God toe gaan
en bad Hem, Heer, geef mij Uw zegen
om U te volgen, nu, voortaan;
wil mij wat ik misdeed vergeven,
ik vraag om gratie, om genâ;
ik wil nu naar Uw regels leven
zolang ik in dit leven sta

Uw wetten zijn om U te eren
en voor de naaste in te staan;
Heere, wil mij die regels leren
om zo door ’t leven heen te gaan;
als ik dan, aan het eind der tijden
in Uw gericht zal komen staan
dan mag ik, Heer, rondom belijden
dat U voor mij bent willen gaan

dat U me zag op eigen wegen
waardoor ik zou ten onder gaan,
dat ik niet tot U was genegen
tot ik Uw stem, Heer, mocht verstaan;
Uw vrije gunst heeft mij gevonden
mij uit de duisternis gehaald
U hebt betaald voor al mijn zonden
zo was het, Heer, door U bepaald

U bracht me, Heer, op Uwe wegen
ik mocht rentmeester voor U zijn,
voor mens en dier was dat een zegen,
er was respect voor ’t mijn en ’t dijn ;
eens komt voor mij het eind der tijden,
der wegen, die ‘k met U mocht gaan;
dan wordt het, Heer, eeuwig verblijden
als ik altijd vóór U mag staan

bij Genesis 3: 1-7; Lucas 16: 1-3;
Psalm 10: 4; Hebreeën 4: 13;
I Petrus 2: 9-10; I Thessalonicenzen 4: 16-18