O Heere, als ik in Uw Spiegel kijk
De Spiegel van Uw wonderschone wet
Die Gij, zo onbegrijpelijk en rijk
Ons tot een veilige omtuining hebt gezet;
Dan buig ik eindeloos beschaamd mijn hoofd
Ik  heb U van Uw hoge eer beroofd...
 
Dan ben ik schuldig; Gij geheel rechtvaardig
Dan ben ik Heer' Uw gramschap dubbel waardig
Dan leef ik Heer' niet naar Uw heilige eis
Dan ben ik dwaas o God, maar U bent wijs.
Dan is bij mij de duisternis, maar Gij zijt licht
Dan ben ik schuldig; U de Rechter in 't gericht
 
O Heere, als ik in Uw spiegel kijk,
En zie de vele zonden aan mijn kant,
Dat weet ik Heere, dat ik niet meer lijk
Op 't wonderschone maaksel  uit Uw hand.
Dan zie ik daar een schepsel gans verdord,
Zolang het niet in U gevonden wordt.
 
Daar bent U rein o God, en ik onrein.
Daar, in Uw Licht kan ik alleen maar duister zijn.
Gij reikt Uw hand; ik sla hem wrevelig af.
Zo kies ik, voor het leven dood en graf.
U wilt mijn voeten sturen, maar helaas,
Gezien Uw wijsheid ben ik toch zo dwaas
 
U bent vol liefde Heer', maar ik doe niet dan haten.
U wijst de weg, maar ik wil die verlaten.
U bent de Goedheid, maar mijn hart is boos.
U zoekt mij op, maar ik wil goddeloos.
Mijn weg vervolgen tot de zwarte dood,
En wil niet horen van mijn grote nood
 
O God, ik, die Uw liefde zo versmaad
Ben schuldig waar Uw Boek hier opengaat
Met koorden van het oordeel om de nek
Verschijn ik hier in 't Rechterlijk vertrek
Maar daar... in eindeloze Vaderzorg
Stelt U mij Christus voor, als mijne Borg!!
 
Daar mag mij onverwacht in 'd oren  klinken:
Ik wilde voor u in het oordeel zinken
Ik heb voor u Gods recht voldaan
door MIJ mag u nu in de vrijheid gaan
Door Mijn verdienste gaat u niet ten onder
O God! Hier zink ik weg in 't eeuwig wonder!!!