de Schriften zeggen tot u en mij
dat de Heere eeuwig was en is
zonder begin en zonder einde
bij Hem is de vreemdlingschap voorbij
eeuwigheid is in ons hart gelegd
maar wij leven in de aardse tijd
en ons denken reikt niet veel verder
dan de tijd die ons is toegezegd
't zijn zeventig of tachtig jaren
die we krijgen, en die we kennen
dan eindigt hier het aardse leven
op de tijd en de plaats waar we waren
maar uw en mijn leven eindigt niet
want we gaan dan naar ons eeuwig huis
naar God Die 't leven heeft gegeven
en die onze naam in Zijn boek ziet
u en ik zijn dan de tijd voorbij
het tijd'lijk wordt het eeuwig leven
en daarvan zal er geen einde zijn:
't zal zijn als één dag, voor u en mij
de Heer heeft dat in ons hart gelegd
om bij Hem te zijn in eeuwigheid
alleen Hij kan ons hart vervullen
Ik geef u rust, heeft de Heer gezegd
Ik ben Zelf naar Moria gegaan
voor u en hen die Mij niet zochten
maar die Ik wel heb willen vinden
u zult eeuwig blij rondom Mij staan
bij : Prediker 3 : 11 en 14, en
Johannes 14 : 2 en 3
-