De kerk was leeg, ik zat er stil
en neuriede in 't hart gezangen
die naar een troostend God verlangen,
zich wenden naar Zijn liefdevolle wil.

Op tafel lag de bijbel open,
er drongen orgelklanken in mij door
en aan Zijn roepstem gaf  'k gehoor,
ik moest er wel naar voren lopen.

Daar knielde ik, ontving ik brood
en mocht ik uit de beker drinken
om in het hart van God te zinken.

Ik sprak met God van vreugd' en nood,
Hij legde op mijn hoofd Zijn hand:
Jij bent Mijn kind in 't Vaderland.