Als kind gelukkig, zonder zorg,
je weet Hij staat steeds voor je borg.
Here houdt ook deze nacht,
over mij getrouw de wacht.

Als puber staat je hoofd heel stug,
en God verdwijnt steeds meer uit beeld.
Wilt naar het kind zijn nooit terug,
je weet niet waar het hem aan scheelt.

Daarna kom je in een zwart gat,
de tijd waarin je God vergat.
Het leven bruist je tegemoet,
je denkt dat alles kan, niets moet!

Als later..., met een zwaar gemoed,
je 't leven dunnetjes overdoet,
Dan denk je, in die "tussentijd",
raakte Hij.... mij toch niet kwijt.
Anton van der Haar