Als wij nu eens klosjes waren?
Kantwerkklossen aldooreen.
Vriendschap namen wij als garen,
't werd een kantwerk als geen één.

Rusteloos wriemelen op het kussen,
werken aan het groot patroon ...
Met ons kruisen als spelden ertussen.
Och, 't ware toch al te schoon.

Mocht ons garen nimmer kort zijn,
Het kussen nimmer vrij
Laat ons, met de spelden, klossen zonder pijn.
Zo, Ja zo, maken wij ons Here blij.

Klik‑klakklikkend door elkaar,
't garen vliegt, 't een al over 't andere.
Zo, komt 't levenskantwerk klaar.
En garenloze klosjes ruimen plaats voor andere

't Klinkt simpel. Rijmelaarwoorden
En toch... denk eens na!
't Komt uit dieper zielsakkoorden.
Daarom, is 't dat jij en ik besta.