Zij had een stukje tuinbouwland
en leefde van wat dat haar gaf,
het was eenvoudig aan haar kant
ze had niet veel, ’t kon er niet af.

De zomerzon, die was heel warm
en schroeide op de tuinbouwgrond
oma Plaisier, je bent al arm:
hoe kom je dan de week weer rond.

Zo was ’t op de dag des Heeren,
hoe moet dat nu, wat mag ik doen
‘k wil de zondag blijven eren.

Zij bad de Heere wat te doen;
op haar land, om God te eren
plensde de regen dat seizoen.

bij Psalm 116 : 6.