Niet dat de dagen zonder geweld zijn
en onze dagen dan geteld zijn.
Onze vriendelijkheid komt in het geweer,
en dan de natuur van de mens in het verweer.

Niet dat wij de dagen zo gewend zijn
en de dagen zo ontstemd zijn,
in het onbestemde weten zo bekneld zijn.
Wij zijn toch hartelijk en vrij onverveerd?!
Nooit en te nimmer van verklaren gedeerd.

Het is dat wij dezer dagen zo verwend zijn
en in het helderste weten zo geremd zijn.
En in onze onmetelijke gevaren
veel van de nodige zaken geleerd,
in ons wezen te worden omgekeerd.

Krijg de kans om aan te stellen,
veel met noodzaak te bestellen
en je plaats dan af te staan.
Hoe groter God Zich wil benaderen,
veel van Zijn goedheid uit te kaderen.
Het is onze zaak zo blij te zijn
en in ons gedrag zo vrij te zijn.

Geef de dagen weer de kleuren
die onze jaren doen gebeuren.
Optimistisch in ons streven,
is het startschot te kunnen geven,
hoe ons landsbelang op het spel zal staan,
met onze vrijheid zoal goed gedaan.

Wees dan wel ter goeder trouw,
die wegen te bewandelen,
samen op weg als man en vrouw.
De uitbreiding van onszelf als onderdaan.
Kan het water ons dan temmen
en onze godsvrucht ons ontstemmen?
Ook morgen spreekt een woordje mee,
stapsgewijs dan weg de zee.

Op de bodem zal eens reiken,
de hemelboog met regenboog over al onze dijken,
als teken van ons verbond.
Met God Onze Ouder Die hier bij ons,
een plaats dan vond.
Laat de mens dat ons toch weten,
en vriendschap zal Zijn weg dan vieren.

Michael C. M. Jepkes
Maandag 26 Augustus 2002