Gewapend met bezem, sop
en de stofzuiger,
loop ik door Uw
gebedshuis Heer.
De stilzwijgende sporen
opruimen van de
afgelopen zondagdiensten.
 
Veel zand op de vloer,
getuigt van de vele
voetstappen die de weg
naar Uw huis hebben
gevonden.
Dank U wel daarvoor en
dat de deuren opnieuw
wagenwijd mochten openstaan.
Een wonder in
deze gebroken tijd.
 
Ik vind snoepjes,
kussens, bijbeltjes, papiertjes
brillenkoker en nog veel meer,
stille getuigen van Uw dienst.
 
Was het een goede dienst of
was het ver bij iemand vandaan?
Duurde het te lang of kwam
het heel dichtbij?
Heer, U weet de
gedachten van al Uw kinderen.
 
Horend de dansende
bladeren rondom de kerk,
de zon speelt een
mooi schaduwspel
door de ramen, terwijl ik
overdenkend zwaai
met de bezem.
De dienst was voor mij mooi en
goed Heer, dank U wel
voor deze zegen op
een gewone door
de weekse schoonmaakdag.
 
De Heer is mijn Bewaarder.