Mensen praten over het weer
veel meer dan over de lieve Heer.
Hierin blijven we Hem gunsten vragen,
ieders eigen wens voor nachten en dagen.

Vandaag lijkt het zowaar wel voorjaar.
Men trekt er zoveel mogelijk op uit,
echter … vaak met narrig geluid.

“In november zo warm kan niet koosjer zijn.”
Dan verwijst men bovendien naar gisteren:
“Eerst die koude mist was echt niet fijn!”

Vandaag gaat het alweer over het weer morgen!
“Het weer wordt weer minder dan vandaag.”
Op deze wijze heeft men dagelijks hinder,
ziet men zelfs élk weertype als plaag.
Men uit niets anders dan zorgen.

Onze God heeft ons elke dag gegeven:
nóg ligt het weer wereldwijd in Zijn Hand.
Is het door alsmaar zo ondankbaar ervoor zijn,
steeds meer natuurrampen en ziektes in elk land?

Niet dat die God vallen te verwijten:
we moesten ons als goede rentmeesters
met verstand aan gegeven taken te kwijten.

We weten allemaal wat per het eerste begin,
tot en met heden ten dage, faliekant fout ging.

Gods plan viel al kort na ’s mensen Schepping,
tegen al Zijn uitmuntende creaties in, aan duigen.
Klagen over het weer kan niet van respect getuigen.

Toch blijven we, in eigen kring, vertellen
dat God alles tot volmaaktheid zal herstellen.
Op een dag doet Hij dat dan ook, heel gewoon.
Dan staat de voltallige mensheid voor Gods troon.


Lieve God, voor het weer dat U ons geeft
kunnen we, omdat U leeft, reeds nu
met respect, uit liefde voor U,
in huizen, scholen, kerken,
danken voor Uw werken
en zo van U getuigen:
ons hoofd en onze
knieën buigen.

Rom. 14:11; Fil. 2:10; Openbaring 14:7,8

09.11.’20, n.a.v. weer als voorjaar in november 2020 {jcomments on}