Eens bad een zuster om Gods wil.
Ze kreeg opeens veel tijd,
die wilde ze aan Jezus kwijt.
Ze luisterde en ‘t werd stil.
 
God nam haar mee een landschap in,
ze moest een poort doorgaan.
Dus: “bukken, leg je ballast neer
dan kan je verder gaan!”
 
Bergafwaarts ging het, weer zo’n poort,
wat lager bovendien
en nog meer ballast overboord.
De zin zou zij dra zien.
 
Zo gaandeweg minder gewicht,
steeds minder druk bij ‘t lopen.
Zelfs werd haar ‘t gaan nu bijna licht
ze hield haar ogen open.
 
Hoevele poortjes moest zij nog
tot aan Gods doel passeren?
Zij wist, Gods Woord brengt geen bedrog
“zo lopen”, moest zij leren.
 
Het laatste poortje was zo klein
dus: laatste ballast af.
Een diep moeras: “Hier moet je zijn!”
Was dit een stinkend graf?
 
Veel drenkelingen ziet zij plots,
zij roepen: “Help! Red mij!”
Toen sprak God: “Trek ze op De Rots,
wie dat zal doen?... Jij?”