Je bent slechts op reis mens.
Denk daar vooral aan.
Al gaand word je wijs, dus niet stil blijven staan.
En klaag niet als anderen je niet mogen:
Als reiziger houd slechts je doel voor ogen.
zo ben je .... op doorreis: je bent enkel gast.
Licht zij je bagage geen druk en geen last.
En houd, dit bedenkend, je blik steeds vooruit
als trok een magneet jou, zo feilloos, naar huis.
Geregeld stap je over en wisselt van kleed,
op doorreis naar 't doel, moe van stof, vuil en zweet.
De reis duurt vaak lang en je Thuis ligt nog ver.
Zo komen er velen ‑ van her en van der,
soms in 't nachtelijk duister verliezend het zicht.
Toch... wetend: aan het eind van de tunnel is licht!
Hoewel ze vaak spreken van rust en idyll'
toch blijft daar het weten: De trein staat niet stil!
't Vliegt alles voorbij: mens, plant, dier en natuur.
Je bent enkel reizend, tot aan 't jongste uur.
Weet jij al, o mens, hoe verreisd ziek of moe,
het doel van jouw reis?
Zeg… waar ga jij naar toe?

(Overgenomen en vrij vertaald uit een Duits blad.)