Verkoop van land komt in de bijbel niet veel voor,
maar er zijn wel vier bijzondere gevallen
die de Schrift noemt, die de aandacht meer dan waard zijn
als we zien naar 't belang er van voor ons allen.

Abraham kocht Machpela, hij gaf daar de prijs
die men hem vroeg, vierhonderd zilveren sikkels,
als grafstede voor Sarah, dat was in Hebron,
Efron vroeg een hoge prijs, zo gaat dat dikwijls.

Jakob kocht van Hemor een stuk land bij Sichem
voor honderd geldstukken, en bouwde een altaar
en noemde het: de God van Israël is God;
hij ging naar Bethel, heette Israël sinds daar.

David kocht de dorsvloer van Arauna, die ook
Ornan heette, voor zeshonderd sikkels in goud;
God gaf hemelvuur op David’s altaar aldaar,
dat brandofferaltaar toen, was David’s behoud.

Dat had plaats op het gebergte van Moria,
daar is ook de stad Jerusalem gelegen;
daar is Abraham heengegaan, met Isaäk:
in 't brandoffer is voorzien, zo zijn God’s wegen.

Onze Heere Jezus is naar Sichem gegaan,
Hij heeft daar toen aan de Jakobsbron gezeten,
en sprak tot haar en ons: Ik ben de Messias
zoals wij tot ons heil uit de Schriften weten.

Nadien is Hij voor ons naar Moria gegaan,
en daar is Hij toen naar Golgotha getogen:
Hij is de tempel in de hemel ingegaan
Hij offerde Zijn leven voor God’s ogen.

Hij, onze Heer, heeft daar de volle prijs betaald,
de hoogste prijs die men maar zou kunnen geven:
Hij gaf Zijn leven, zeggende: het is volbracht,
en zodoende schonk Hij aan ons eeuwig leven.

Naar Machpela is Hij niet gegaan, maar Hij was
in de Hof van Jozef van Arimathea;
op Pasen is Hij uit de doden opgestaan
in glorie, daar, op de bergen van Moria.

Hij, onze Heer, Hij heeft zo land voor ons gekocht:
de Hof van Eden, die was door ons verloren,
en het nieuwe Jerusalem dat op hen wacht
die Hij voor het eeuwig leven heeft verkoren.

De Heere heeft dat land voor eeuwig in bezit:
de hemel en de aarde, ’t is al Zijn domein,
Hij is de Koning der Koningen in Sion,
wij zullen met Hem in de Hof van Eden zijn.

bij Genesis 22 : 14, en 23: 12 - 19, en 33 : 18 – 20;
I Kronieken 21 : 14 - 30; Johannes 4 : 5 - 26;
Hebreeën 9 : 11 - 28.