Ik heb jarenlang geworsteld
met de pijn mij aangedaan
ik heb lang tot U geroepen:
Komt hier nooit een einde aan?

‘k  Was vertwijfeld en gebroken
werd verscheurd en zat vol haat
was verbitterd, zat gebonden
was niet tot iets goeds in staat.

Dom en dwaas was ik geworden
ik verspilde zo mijn tijd
was verkleefd met het verleden
en ik riep: Heer ik bezwijk.

Redeloos Heer in Uw ogen
en mijn boosheid steeg ten top
wilde pijn doen wie mij kwetsten
zond een noodkreet tot U op.

Toen heb ik de hand genomen
die werd uitgestrekt tot mij
en ik vond bij U mijn toevlucht
word nu door Uw raad geleid.

‘k Heb Uw heerlijkheid voor ogen
ik heb niets hier op de aard
wat mij van U weg kan houden
als mijn lichaam hier vergaat  

en mijn hart hier zal bezwijken
nochtans blijf ik met U gaan
oh mijn God U bent mijn erfdeel
en de rots van mijn bestaan.

Laat mij spreken van Uw werken
laat mij tonen om mij heen
dat het goed is om te leven
met U God, met U alleen.


Psalm 73:21-28  (NBG)
Toen mijn hart verbitterd was, en ik in mijn nieren geprikkeld werd, toen was ik een grote dwaas en zonder verstand, ik was een redeloos dier bij U. Nochtans zal ik bestendig bij U zijn,
Gij hebt mijn rechterhand gevat; Gij zult mij leiden door uw raad, en daarna mij in heerlijkheid opnemen. Wie heb ik (nevens U) in de hemel? Nevens U begeer ik niets op aarde; 
al zou mijn vlees en mijn hart bezwijken, mijns harten rots en mijn erfdeel is God voor eeuwig. Want zie, wie verre van U zijn, gaan te gronde, Gij verdelgt al wie overspelig U verlaat, maar mij aangaande, het is mij goed nabij God te zijn, de Here HERE heb ik tot mijn toevlucht gesteld, en ik wil al uw werken vertellen.