We maken een cocktail van goed en van slecht,
vervagen de normen van onecht en echt.
Wij drinken met teugen van zwart en van wit
bespeuren de leugen, of daar winst in zit,
Genietend het mengsel van liefde en haat
te onzen gerieve, maar God noemt het: Kwaad.
Wij proeven een brouwsel van ontrouw en trouw
en mengen de maten van man en van vrouw.
Wij roeren tezamen wat mooi is en goed
met ingrediënten, nog zwarter dan roet.
Wij eten de 'stamp', die de wereld ons biedt.
De woorden van God, ... die aanvaarden we niet.
Wij houden het ruim, ja vooral niet te nauw!
Wij kiezen voor koud noch voor heet, maar voor lauw.
De mazen in 't net: die zijn ons veel te klein.
We zoeken de ruimte. Wie weet waar we zijn?
De tijd is geladen met wereldse zin.
We zien geen gevaren, we geloven erin,
dat alles moet kunnen. De 'geest van de tijd',
die wil ons dat gunnen. De koers raak je kwijt.
Gevaarlijke cocktail: een dodelijke drank!
Niets heiligs blijft heel  
Loop je recht? .... Loop je mank?
Wie slaafs 't compromis als zijn maatje bemint,
die tuimelt verloren de eeuwigheid in!

Openb. 3:16:
‘Omdat gij lauw zijt en noch heet,
noch koud, zal Ik u uit mijn mond spuwen.’