Er zijn vandaag mensen,  die ’t dagelijks beleven:
geen vrede, geen  vrijheid, in gevangenschap leven.
Ten grondslag aan alles, waren er zondige daden.
Je liep tegen de lamp, je werd verraden.
 
Ook wij die geloven, zijn in zekere zin,
gevangen gehouden, de wet hield ons in.
De tucht was een meester, die ons allen kwelde,
tot Christus verscheen, die beloften vermeldde.
 
Door in Hem te geloven, ontvangen wij kracht.
God noemt ons nu zonen, haalt ons uit de nacht.
Wij mogen ons kleden, gedoopt, nieuw bestaan,
waardoor Jood en heiden op weg mogen gaan !
 
Een erfenis wacht ons, geen veroordeling meer.
Wij getuigen van Christus….de levende Heer.
Sinds Abraham zijn  w’ als het zand aan de kust,
gaan zingend voort, van de hemel bewust. -
 
(Galaten 3 : 24    “….opdat wij uit geloof gerechtvaardigd zouden worden”. )