ik was verheugd, toen men mij zeide
laten wij naar God’s Huis toe gaan,
de Tempel die ons steeds verblijdde
daar mogen onze voeten staan;
wij gaan de stad in, door de poorten,
wij zien de schoonheid van De Stad
gebouwd, en saam’gevoegd met soorten
van steen, de schoonste die men had

en zie daarheen de stammen opgaan,
allen die zijn van Israël,
zij willen daar in ’s Heeren Huis staan
zo ook Zijn liefdevol bevel,
om daar Zijn Naam met lof te danken
voor nu, voor elke dag voortaan,
Jerusalem, gij hoort die klanken:
hier vangt de vreugd voor ieder aan

daar staan de zetels ten gerichte
voor David’s Zoon, en ’t Godd’lijk recht
wat Hij op Moria verrichtte,
Het Is Volbracht, heeft Hij gezegd;
Jerusalem heeft daarin vrede:
dat heeft God in het hart gelegd,
wij bidden, Heer, schenk ons dat mede
vrede en rust, naar Uw Woord zegt

wil dat mij en mijn broeders geven
te zoeken ’t goede voor Uw Huis,
Gij zijt de Heer van eeuwig leven
wij bidden: breng ons bij U thuis;
ik ben verheugd toen men mij zeide
laat ons naar ’s Heeren Huis toe gaan
Zijn Huis, dat altijd ons verblijdde:
daar zullen onze voeten staan

bij Psalm 122
U bent niet geauthoriseerd om reacties te posten.

Reacties mogelijk gemaakt door CComment