Aan het einde van de dag, wanneer ik daarvan rusten mag,
Breng ik U mijn dank en eer voor Uw liefde,  keer op keer.
Voor de  kracht en wijsheid Heer, die ik ontvang, altijd maar weer,
Op de weg van mijn bestaan, die ik al jaren lang mag gaan.
 
Voor hen die ’k mocht ontmoeten en in verbondenheid begroeten.
Met wie ik steeds  mijn leven deel. Ja, U schonk mij weer zoveel.
U die mij steeds kleedt en voedt, mij voor verlatenheid behoedt.
Gebonden aan Uw Vaderhart, in een wereld die U tart.
 
Voor Uw leiding trouw en groots, ja, mijn schip stuurt als mijn loods,
Over waat'ren diep en woest, die ik ooit bevaren moest.
Als een baken in de branding, mij behoedend voor een stranding
Vaak bij ontij en bij nachte, tot de morgen die mij wachtte.
 
Wil nu waken over mij. Blijf in deze nacht nabij.
Laat mij rusten in Uw schoot. Sluim'rend naar het morgenrood.