Een dag vol beloften
lag weer klaar
om op te rapen.

Nu het duister is,
uitgeteld
alles weer afgeven,
in de handen leggen
van de nacht.

Of beter nog,
alles bij het Licht brengen
om te ontwaren
wat niet goed was.

Het ’s anderdaags
beter te doen,
mijmerend in de Avondster:
“Morgen is nog ver.”