Dank Heer, dat ik hier ooit ben geboren.
Dat ik daardoor Jezus ken.
Mijn ziel gaat, Goddank, niet verloren,
Daar ik door Hem behouden ben.
 
Dank Heer voor de ouders die ik heb gehad.
Het grote voorbeeld voor mijn leven.
Zij gingen voor op 't smalle pad,
Zoals dat hun werd ingegeven.
 
Dank Heer voor de vrienden sinds mijn jeugd,
Die mij door U werden geschonken.
Zij waren bron van pure vreugd.
De club, die door de tijd heen is geslonken.
 
Dank Heer voor mijn plaats op deze aarde.
Waar U tot heden toe, zolang het duurt,
Pais en vreê in 't land bewaarde,
Dat door U werd mee bestuurd.
 
Maar als dit land U gaat verlaten,
En plaats inruimt straks voor de nacht.
Dan heeft het volk niet in de gaten,
Dat het door het kwade wordt verkracht.
 
De boze heeft hier vrij entree.
Geen strobreed in de weg gelegd.
Hij biedt verleiding, scheiding, wee.
De mensheid raakt van God onthecht.
 
Eeuwen terug is reeds beschreven,
De volheid van de tijd.
Dan zal die vijand zijn verdreven,
Vernietigd in zijn laatste strijd.