Ik was als een riet,
buigbaar en wankel,
kwetsbaar, breekbaar,
gebogen door pijn.
Als een riet omgebogen,
door wind en stormen,
heen en weer gezwiept
en ik voelde me klein.
 
Nu ben ik een rots,
sterk en standvastig.
Als rots in de branding,
voor and’ren tot licht.
Ik weet mij gevormd
door de Hemelse Vader,
mijn hulp en mijn vesting
heeft mij opgericht.
 
Hij heeft mij veranderd,
mijn leven gegrepen.
De tijd is voorbij
dat ik wankel stond.
Eerst onstabiel,
nu sterk en krachtig,
in dankbaarheid levend
op rotsvaste grond.