Als het feestkleed mij zal sieren
met zijn parelwitte tooi
o zeg, wat doe ik dan met ‘t oude zondekleed?
- Slechts begraven in het water
want het nieuwe ligt gereed
als ik mij van Jezus Christus weet.
Nu het nieuwe is gekomen
heeft het oude afgedaan
veel meer dan ik ooit kan dromen:
is met Jezus voorwaarts gaan.
Ik heb een Vader in de hemel
en een Vriend aan mijn zij.
Voortaan is het niet meer “ik”, maar “wij”!
 
O dit feestkleed wil ik dragen
voortaan op mijn pelgrimsreis gewagen
van de sterke Rots, waarop ik wijs.
Wie wil bouwen zonder rouwen
geeft het oude leven prijs
schuift aan Jezus’ dis, eet hemelspijs.
Als het nieuwe is gekomen
heeft het oude afgedaan.
Ja nu kan ik zonder schromen
Vaders heilspoort binnengaan.
Ik heb een Vader in de hemel
en een Vriend aan mijn zij.
Voortaan is het niet meer “ik”, maar “wij”!

(Hand. 2:38 en Col. 2:12)