Looft God de Heer, met heel uw wezen,
de aard' heeft Hij gemaakt. Hij zij geprezen
in heel het land, ja, heel de wereld rond
tot diep in d' avond, van de vroege morgenstond.

U, God, zij hoog geprezen, boven macht der volken,
Uw glorie reikt omhoog, ver boven 's hemels wolken,
toch ziet U naar wat need'rig is en klein,
bij U mag ook wat nietig is, Uw erfdeel zijn.

U richt de armen op, verheft hen tot Uw lof,
wie onaanzienlijk is, U richt hem op uit 't stof
en laat hem opgelucht Uw vreugde zingen.

Wie moeder wilde zijn, maar toch onvruchtbaar scheen,
U wild' haar zegenen met bloei van kind'ren om haar heen,
U laat hen allen vol van vreugde springen.
Frans den Harder