Als ik zie Heer hoe Uw schepping beeft.
En Satan zich mateloos uitleeft.
Met genoegen en vlijt, zijn aanhang uitbreidt,
Hoe men U verlaat, men Israel haat.
Kerken gesloopt en afgoderij zich verkoopt,
Rampen zich voltrekken en kind'ren verrekken,
Schepselen lijden door eeuwenlang strijden
Dan zou ik verlangen, bij U te zijn Heer.
 
Als ik zie Heer, hoe normen en waarden verwezen
Sinds Sodom en Gomorra herrezen.
Wetsbetrachting zich keert in verachting.
De kroon van Uw creatie, de mens in al zijn gratie,
Ziek en gedegenereerd, slaafs en blind het kwade vereert,
Dan zou ik verlangen, bij U te zijn Heer.
 
Als ik zie Heer, hoe men oorlogen laat woeden,
In plaats van monden te voeden.
Hoe geld wordt verkwist en kansen gemist.
Hoe leven door misdaad en ziekte verlamt,
De zin van ons bestaan vaak verdampt,
Beminden en vrienden ons vaker ontvallen,
En pijn en verdriet ons steeds weer omwallen,
Dan zou ik verlangen, bij U te zijn Heer.  
 
Maar als ik zie Heer, wat is gebleven om lang voor te leven.
Mijn lief, mijn kroost, de wereld in mijn omgeving, 
Dan vraag ik U om vergeving
En is mijn verlangen nog even hier te zijn Heer.
 
Als ik zie Heer wat ons aan schoonheid nog rest
Nog niet door hebzucht verpest
Het wonder van avond en morgen steeds weer,
Dan is mijn verlangen nog even hier te zijn Heer.
 
Aanschouw ik de velden en prachtige luchten,
Verlaat mij de drang om zomaar te vluchten.
Dan geniet ik van leven zoveel te meer.
En is mijn verlangen nog even hier te zijn Heer.
 
Maar is er mijn tijd dan gekomen,
En rest mij geen ademtocht meer.
Dan hoop ik vooral niet te schromen,
Om voortaan bij U te zijn Heer.
 
September  2007