Heer,
mijn naaste
was hongerig
en ik heb hem
geen eten
gegeven.
Ik was weer
even vergeten
om te denken aan
dat wij dankzij U
in de woestijn
konden overleven.

Heer,
mijn naaste
was dorstig
en ik heb hem
de beker
onthouden.
Ik was weer
even vergeten
dat Uw handen
mij een beker
altijd voor
zouden houden.

Heer,
een vreemdeling
kwam tot mij
en ik heb hem
niet in mijn huis
genomen.
Ik was weer
even vergeten
dat ik
dag en nacht
bij de Vader
mag komen.

Heer,
mijn naaste
was naakt
en ik heb hem
niet eens gekleed.
Ik was weer
even vergeten
dat toen ik 't koud had
U het was
die de mantel van
liefde om mij deed.

Heer,
mijn naaste
was ziek
en ik heb hem
nooit eens
een keer bezocht.
Ik was weer
even vergeten
dat ik bij U
genezing
voor eeuwig
ontvangen mocht.

Heer,
mijn naaste
was gevangen
en ik ben hem
nooit eens
naderbij gekomen.
Ik was weer
even vergeten
dat U de straf
die ik zo
had verdiend
mij heeft ontnomen.

Al die tijd
had ik moeten weten
dat Hij die
op de troon gezeten
mij nooit
nee, nooit zou vergeten.

Marleen Westerink