Van welk een pracht de bomen zijn
als hun inkt zich vlekkend samenvloeit
en tussen schemering en nacht
de stormwind stoeit met argeloze vogels

Als pennenstreken op het avondlicht,
het silhouet omarmd door wonderblauw
en jij het fluisterend, toegekeken,
‘ik hou van jou’ in mij laat dansen

Vannacht vlieg ik
met meer dan duizend vleugels


Anne M. Hoogveld