Op het moment van bekering,
van jouw keuze met God te gaan,
begint een reis – proces van lering –
waarop je aanval moet weerstaan.
Je moet je thuisland gaan verlaten,
wat jou bekend is laten gaan.
Wanneer God met je begint te praten,
weet dan dat Hij naast jou zal staan.
 
Je verleden kan een last zijn
die je hindert op je reis.
Vaders zullen - in Terachs lijn –
vinden: te hoog, zoon, is de prijs.
Reken dus af met jouw verleden,
met alles wat je daaraan bindt.
Laat wat geweest is los in het heden
op deze reis, je bent Gods kind!
 
Dan komt de dag dat jij gaat inzien
wat God voor jou in petto heeft.
Maar niet dan nadat jij hebt doorzien
wat nog als een sluier jou omgeeft.
Er komt echt een keer in jouw lot,
als je solo met je Heer gaat.
Ja, zie de tekenen van het Verbond,
dan krijg je kracht, waarmee je doorgaat.
 
Alles wat je doet in eigen kracht -
uit ongeduld of geen vertrouwen –
moet je opofferen op een nacht.
Doe je dat, dan mag jij bouwen
aan de relatie met jouw God,
die al steeds dieper is geworden.
Je weet nu zeker: Hij, mijn Rots,
is voor mij Levend geworden.
 
Tot slot – het is menselijk ongehoord –
zal God jou werkelijk “alles” vragen.
Nu denk je misschien: God? Hij spoort
niet! Wellicht begin je zelfs te klagen.
Maar ik weet dit: wat Abraham deed
is voor ons – ook voor mij – een leerpunt.
Ik weet hoe God als Lam voor mij leed.
Dankzij Hem geloof ik dat ook jij dit kunt…!

Dit gedicht is gebaseerd op het boekje “Hoe ver wil jij gaan?” van Derek Prince.
Het gaat over de reis van Abraham, een reis naar steeds diepere toewijding.

(Bijpassende Bijbeltekst: Genesis 11 t/m 22)