Heel ons leven vruchten draagt
 voor de komende geslachten,
 als wij dat wat God ons vraagt
 in deemoedigheid betrachten,
 als de ziel ook bloesem torst,
 kleurend, geurend zich verspreidend,
 en naar ’t volgende geslacht
 geestelijke schoonheid leidend.
 
 Die na ons hun wegen gaan
 mogen met de erf'nis leven
 van een rijke vruchtenschat,
 die wij hun als sieraad geven:
 Het vertrouwen in Gods kracht,
 met het streven Hem te minnen
 en de dagelijkse strijd
 met Zijn zegen te beginnen.
 
 Is de levensreis voorbij,
 gaat die groeikracht niet verloren,
 want ons vruchtbeginsel is
 in het nageslacht geboren.
 Het zal duizendvoudig zich
 tot een rijke oogst ontplooien.
 Wat door ons werd uitgezaaid
 zal hun levensakker tooien.