Wat heeft die vissers toch bezield,
Dat zij hun arbeid staken.
Hen niets ervan weerhield,
Zich daarvan los te maken.
 
Hem te volgen op Zijn pad,
De weg naar heel nieuw leven.
Wat is het toch dat Jezus had,
Om alles op te geven.
 
Het is de Geest die in hun werkt.
De Geest, maakt harten vrij.
Die binding met de Heer versterkt,
Verlost van slavernij.
 
Nog steeds dringt Hij bij zielen aan,
Te treden in Zijn spoor.
Te breken met hun arm bestaan.
Die Zijn stem hoort, kiest daarvoor!
 
Zijn kudde groeit, de wereld rond,
Naar volheid van 't getal.
Als leden van het heilsverbond,
Wachtend op 't bazuingeschal.