Over toppen van duinen
door diepte van dalen de hoogte betreden
hervond ik mijzelf aan een lichthemelsbrede
rivierstroom - helder als glas.

Daarachter - als blinkend kristal - was
de zee:

schuimende koppen en kruinen
herschiepen in stralende bogen het heden
terstond gaf zijzelf - nu bevrijd tot een vrede -
haar doden terug.

In de zoom van het licht van de opgaande zon
zag ik allen terug die ik moest laten gaan.
Zij waren opgestaan, met hun gezicht
toegericht naar van alle herleven de Bron;

de aarde was goed, net als toen zij begon.