Mij werd gezegd dat ik over moest stappen,
ik moest naar het andere spoor.
Ik vroeg me af: 'Wat zijn dit voor grappen,
waarom rijdt mijn trein hier niet door?'
Was de trein stuk of was er een stremming,
waar is dan dat and're perron?
Hoe kom ik nu op mijn plaats van bestemming?
Wat is de naam van 't station?

Ik zag een bord: 'Station Levenseinde',
mijn verbazing was groot.
Ik zag dit nooit eerder, hoe vaak ik ook treinde.
Het spoor van mijn trein liep plots dood.
Ik liep naar een bord waar men mij kon verwijzen,
hoe ik weer verder moest gaan.
Er bleek maar één trein om mee verder te reizen,
't stond klaar op een andere baan.

Ik liep naar spoor tien, waar die trein op me wachtte,
een stem klonk: 'Stap in voor uw reis.
Een reis naar Het Licht, ver van donkere nachten.
Bestemming is: Het Paradijs.'
Ik stapte in, 'k kon immers niet kiezen,
ik zette mijn reis maar weer voort.
De trein zou nu verder geen tijd meer verliezen
tot aan de plaats: 'De Hemelpoort.'

Ik stapte uit, ik moest hier dus wezen.
'k Zag waat'ren van rust om me heen.
Ik voelde gelijk:'Ik hoef niks te vrezen.'
De zon die aangenaam scheen.
Mensen die liepen op grazige weide
in een vredige sfeer.
Een Vaderfiguur, die niet week van mijn zijde
stelde zich voor als: De Heer.

Ik was in een rijk van melk en honing.
Ik was overdonderd, verrast.
De Heer zei tot mij: 'Dit is de beloning,
als het aards spoor niet meer past.'
Een andere stem klonk: 'Lig niet te dromen,
mag ik uw plaatsbewijs zien.
U moet er uit, u bent aangekomen.'
Ik stond weer gewoon op spoor tien.